The artist, the cover and the tribute band

Op een mooie oktoberavond, ergens in de late jaren negentig, zou ik met mijn toenmalige bandje gaan spelen in een café aan het Vlissingse Bellamypark. Het was best aanpoten om optredens te regelen, want we speelden immers eigen werk. Blij dat we van de vriendelijke kroegbaas aldaar deze kans kregen, kwamen wij reeds aan het einde van de middag enthousiast met onze spullen aanzetten. Het terras zat vol met laatste-kans-zonaanbidders-aan-het-bier.
Voorzichtig zigzaggend tussen hen door, sjouwden we onze versterkers, trommels en gitaren naar binnen. Gelukkig was de kroeg leeg, zodat we zonder iemand te storen onze gear konden opstellen en een gedegen soundcheck konden doen. Daarna inden wij aan de bar alvast onze gage, bestaande uit een kop tomatensoep en een broodje kaas de man.
Geen beweging, geen applaus, niks. Dat veranderde toen wij onze enige cover, The Summer Of Sixty-Nine, speelden.
Ondertussen verdwenen buiten, met de zon, ook de terrasgasten en werd het stil. En dat bleef het. Toen wij rond tien uur ’s avonds aan onze show begonnen, zaten er welgeteld drie verdwaalde gasten met hun rug naar ons toegekeerd, luidkeels met elkaar in gesprek, aan de bar. Geen beweging, geen applaus, niks. Dat veranderde toen wij onze enige cover, The Summer Of Sixty-Nine, speelden. De drie barhangers staakten hun schreeuwgesprek, draaiden zich om op hun barkrukken, keken voor het eerst in onze richting en verdomd, je zag zelfs een voorzichtige voet bewegen op ons ritme. Met een diepe buiging ontvingen we hun applaus en tikten razendsnel af voor het volgende nummer. Helaas, eigen werk, dus de drie draaiden zich weer barwaarts, om schreeuwend boven de muziek uit hun gesprek te vervolgen. Na een uur ploeteren trokken we de stekkers eruit en sjouwden we onze spullen weer naar de auto. Drie kroegen verderop stond een krakkemikkig coverbandje te spelen voor een enthousiaste volle bak. Wat deden wij verkeerd? Nou, ik wist het wel.
Tribute Bands
Nu, dertig jaar later, schrijf ik nog steeds eigen liedjes, neem ze op en zet ze op Spotify. En er wordt best aardig naar geluisterd en leuk op gereageerd, maar niet meer dan dat. Toen ik echter zo’n vijftien jaar geleden een tribute band begon, was er voor het eerst in mijn Rock&Roll bestaan ineens sprake van succes, volle zalen, steeds groter, steeds verder weg, festivals, tot in het buitenland, pers, TV! En ik genoot er mateloos van, want dat is wat je wil als muzikant! Mateloos, maar niet helemaal schaamteloos. Ik heb namelijk helemaal niks met tribute bands. Ik irriteer me eraan en zeker aan het succes dat ze oogsten. Met een kunstje doen, kom je kennelijk verder dan met diepgravend, kwetsbaar jezelf blootgevend, naar originaliteit strevend en creativiteit en bloed, zweet en tranen vergend eigen werk.
Tribute bands, ik probeer ze te mijden, maar zag er desondanks verschillende, waaronder een aantal indrukwekkend goede en nauwelijks van echt te onderscheiden. Razendknap dat Pink Floyd, The Beatles, The Doors, The Eagles of Queen opnieuw tot leven worden gewekt. Ook zag ik eens een, in mijn oren, hele slechte, waar alle passie, enthousiasme en ruwe energie van het origineel werd gecoverd met holle poses, danspasjes en een volkomen misplaatste, futloze sound. Dat alles was nog tot daaraantoe. Het is immers ieders recht om op een podium te gaan staan. Maar wat mij mateloos frustreerde was het publiek. Een zaal vol totaal vrolijke, kritiekloze, enthousiast meezingende en dansende mensen. Wat men herkent dat vreet men dus, ook al is het een ranzige, smakeloze hap. Na een aantal keer vol onbegrip om mij heen te hebben gekeken, tevergeefs op zoek naar medetegenstanders,, spoedde ik mij gedesillusioneerd naar de uitgang.
JP & The Boss. Een beetje JP en vooral veel The Boss dus, want anders komt er vast niemand…
Hypocriet?
Ja, enorm! Hoe houd ik mezelf als tribute-band-voorman voor de gek? Nou, als volgt: “Mijn Seeger Session Band is geen tribute band, maar een concept band. We doen geen imitatie-kunstje, maar gaan verder waar Bruce is gestopt, slepen er nieuw, nooit door Bruce gespeeld repertoire bij, brengen ons eigen verhaal en onze eigen boodschap. Ik ben geen Bruce maar JP”. Maar ondanks dat we dit zelf echt wel geloven, bouwen we natuurlijk gewoon voort op het succes van ons grote voorbeeld. En daar houdt het nog niet mee op, want sinds kort ben ik een nieuwe, kleine theatershow begonnen, gebaseerd op de akoestische Springsteen On Broadway shows. Nog meer Bruce dus, weliswaar gelardeerd met eigen verhalen én met hier en daar wat stiekem verstopt eigen werk. JP & The Boss. Een beetje JP en vooral veel The Boss dus, want anders komt er vast niemand…
Tekst: Jan Piet de Klerk.