De ‘mô’k ôk hè’-lijst
De ZB heeft in het Magazijn een meter vinyl staan. Vooral elpees en zo’n 50 singeltjes. Vanaf eind jaren ’80 is geprobeerd alle geluidsdragers (vinyl, cassettebandjes en cd’s) van Zeeuwse artiesten te verzamelen. Dat kostte best moeite, omdat het meeste materiaal niet bij grote platenmaatschappijen verscheen, maar bij kleine bedrijfjes wat een beperkte distributie tot gevolg had. Eenmalige jubileumuitgaven van een koor of orkest, lokale carnavalskrakers, orgelplaten en beginnende bandjes. Eindeloze telefoontjes. Dan eindelijk iemand te pakken waarna gedoe ontstond over de rekening en verzendkosten. Maar het resultaat mag er zijn.
Bananendozen
Jammer dat er uit de jaren ’60 en ’70 zo weinig is. Want waar zou nu beter een Zeeuws muziekarchief kunnen zijn dan in de ZB met de grootste collectie Zeelandica en een muziekafdeling? Met terugwerkende kracht zou dat alsnog gerealiseerd kunnen worden, al moet dan wel met tamelijke prijzen rekening gehouden worden. Tenzij de moeite genomen wordt te grasduinen in vele bananendozen op platenbeurzen, brocantes en rommelmarkten. We kunnen eens beginnen met een lijst op te stellen wat ontbreekt.
Ann Lee
Een van de oudste singeltjes in de collectie is Matrozenliefde van Ann Lee (met begeleiding van het orkest van Thom Kelling). Het is rond 1 juli 1964 uitgebracht op Polydor met nummer S 1127. Het is een vertaling door Kelling van Matrosenliebe van het duo Werner Scharfenberer en Fini Busch. (Het nummer lijkt erg op hun monsterhit Seemann deine Heimat ist das Meer / Sailor your home is the sea door de Oostenrijkse Lolita uit 1960). De B-kant heet Ied’re zeeman (heeft zijn haven), opnieuw een vertaling uit het Duits, nu door Willy Rex van het origineel Jedes Boot hat seinen Hafen door Halletz en Bradtke, in 1963 opgenomen door Connie Francis. Het is gestoken in een maatschappijhoesje. Wie Ann Lee is en wat haar connectie met Zeeland wisten wij en sites als Discogs en NLDiscografie niet. Inmiddels hebben we via de Krantenbank Zeeland ongeveer de onderste steen bovengehaald.
Ann Lee was de artiestennaam die de platenmaatschappij bedacht voor het Goese talent Anneke Leemeijer. Anneke (eigenlijk Johanna) zelf was daar niet zo gelukkig mee, omdat ze in 1964 bij het verschijnen van haar eerste single in Zeeland onder haar eigen naam behoorlijk bekend was. Het argument dat de naam Leemeijer makkelijk fout gespeld kan worden, was in zoverre terecht dat je haar ook vindt onder Lehmeyer, Leemeyer en Lehmeijer. De eerste vermelding in de krant (PZC 2 februari 1961) betreft een talentenjacht in Middelburg. In oktober van dat jaar een interview in het Zeeuwsch Dagblad met de dan 13-jarige bij haar oma waar ze is opgevoed. Er volgen vele talentenjachten en optredens in Zeeland, Noord-Brabant en in België. Ze verschijnt op tv in een show van Thom Kelling en mag in 1963 in de jury zitten van het programma Top of Flop, opgenomen in Goes.
Hoewel haar eerste plaatje geen denderende verkoopcijfers haalt, verschijnt in 1965 een tweede single bij Polydor (S 1173). Vertalingen van 2 Franse nummers: Wil niemand het zien (de Songfestivalbijdrage van Monaco van dat jaar Majorie Noël met Va dire à l’amour) en Ik ben niet langer een kind (Patricia Carli’s Je n’suis plus une enfant). Van dit plaatje is een fotohoes bekend. Eind 1967 vinden we laatste vermelding van het teenageridool Anneke in de krant. Ondertussen was het ondanks proefopnames bij Philips niet tot nieuwe plaatjes gekomen. De jeugd wilde inmiddels wat anders. Hoe dan ook: we zetten dit singletje als eerste op de ‘mô’k ôk hè’ lijst.
Door Arnold Wiggers