Winnaar schrijfwedstrijd Cold Cases van Littleburg
Dodelijke opzet door Annemieke Taffijn
“De badkuipmoordenaar heeft weer toegeslagen.” De vetgedrukte letters van de vergeelde krant dansen voor mijn ogen.
Zij was mijn laatste, de perfecte. Ik weet nog precies hoe het ging. Weggedoken wachtte ik in mijn autostoel tot ze naar de bushalte liep.
Haar huid glansde in het licht van de abri, levenslust straalde uit haar ogen.
De volgende bus zou over veertig minuten komen. Dit was mijn kans. Ik startte mijn wagen en stopte voor haar.
‘Wil je een lift? Het is gevaarlijk hier, zo helemaal alleen.’ Ik vond dat ik klonk als een bezorgde moeder.
Ze fronste. ‘Ik wacht liever op de bus.’
Auto’s en brommers toeterden en reden rakelings langs ons. Verder was er niemand.
‘Ook goed. Fijne avond.’ Mijn ademhaling versnelde.
Het autoraampje was nog niet dicht of ze trok het portier open en gleed op de passagiersstoel. Ze nam een vanillegeur mee.
‘Fijn dat vrouwen elkaar helpen.’ Haar stem was melodieus. ‘Ik werk als serveerster, maar het werd laat vanavond.’
‘Waar wil je naartoe?’ Ik klonk hees, mijn huid tintelde.
Ze noemde een adres.
‘Die straat ken ik.’ In mijn borstkas was elke hartslag voelbaar. Ik spande mijn vingers om het stuur en zette muziek aan om rustig te worden. “Stairway to heaven” klonk uit de speakers.
‘Dat was het favoriete nummer van mijn moeder.’ Ze veegde met haar mouw langs haar ogen.
‘Ze is een half jaar geleden vermoord, door de badkuipkiller.’
‘Gecondoleerd.’ Ik kon me het gezicht van haar moeder helder voor de geest halen, dezelfde huidskleur, ogen en parfum. In mijn buik leek iets te fladderen. ‘Wat verschrikkelijk voor je.’
We stopten bij het huis dat ik al kende.
‘Ik loop met je mee, vanwege dat enge gedoe met die moordenaar. Je weet maar nooit.’
‘Hoeft niet, ik ben al blij met de lift.’
‘Het geeft mij een beter gevoel als ik zie dat je veilig binnen bent.’
Ik liep achter haar aan. Ze opende de voordeur en draaide zich om. ’Dank je wel.’
Door mijn vuistslag verloor ze haar evenwicht. Ik stapte over de drempel en duwde de deur dicht. Direct daarna greep ik haar bij haar nek vast, haar ogen werden groot. Door de kracht waarmee ik haar strot dichtkneep, verstilde ze.
Mijn lichaam rilde alsof ik koorts had.
Ik versleepte haar en gooide haar in het bad. Terwijl de kraan liep, stak ik haar dertien keer met mijn zakmes. Voor mijn ogen werd het rood.
Ze hoestte niet toen ik haar hoofd onder water duwde, ze was van mij. Ik pakte haar hand, haar levenslust ging over naar mij.
Ik proefde bloed. Van haar? Van mij?
Ik leg de krant van 25 mei 1991 naast die van vandaag: "Wie helpt ons met de cold case?" Ik grinnik. Nooit heb ik iemand iets verteld, ik ben altijd onzichtbaar gebleven. De scènefoto die ík me herinner, is in full colour. Mijn bloed lijkt sneller door mijn aderen te lopen. De energie van mijn slachtoffers vloeit nog steeds door me heen.
Bekijk het boek van Anne Breel - De 51 cold cases van Littleburg